Wat zijn de voortekenen van de qīyāmah (ondergang van de wereld)?


In enkele overleveringen van de profeet is vermeld dat Allah 124.000 profeten heeft gezonden.[1] Hiervan zijn er vijfentwintig in de Qur'ān vermeld. Bovendien is het duidelijk gemaakt in de Qur'ān dat Muhammed (saw) de gezant van Allah en de laatste profeet is. Dat wil zeggen dat iedere moslim in de profeetschap van alle 124.000 profeten vanaf de eerste profeet, Adem (as), tot en met de laatste profeet, Muhammed (saw), dient te geloven. Aangezien Muhammed (saw) de laatste profeet is, is dit een soort indicatie dat onze wereld in zijn laatste periode leeft. Om deze waarheid uit te drukken, stak de eerbiedwaardige boodschapper (saw) zijn wijsvinger en middelvinger samen op en zei het volgende:

Tussen mijn benoeming als profeet en het einde van de wereld is er een tijd zo kort als de afstand tussen mijn twee vingers.[2]

Wij leren van deze overlevering dat met de komst van onze profeet de ākhiruzzamān (het einde der tijden) is ingegaan.

De voortekenen van de qīyāmah, die in de islamitische literatuur als eshrātus-sāa worden aangeduid, worden beoordeeld aan de hand van twee categorieën, namelijk de kleine voortekenen en de grote voortekenen.

De geleerden die zich met de voortekenen van de qīyāmah bezighouden hebben de komst van de laatste profeet (saw), de overvloed aan wereldse bezittingen en de toeneming van alcoholgebruik en overspel als kleine voortekenen ervan benoemd; en zij hebben sommige overleveringen van de profeet (saw) getoond om hun oordelen ten aanzien van de kleine voortekenen van de qīyāmah te bewijzen.[3]

Wat de grote voortekenen van de qīyāmah betreft, deze zijn de gebeurtenissen die net voor de ondergang van de wereld zullen plaatsvinden en elkaar zullen opvolgen, zoals het opkomen van de zon uit het westen en het verschijnen van dadjdjal, dabbat-ul-ard en yadjudj en madjudj die de vrede in de wereld zullen verstoren.[4]

Footnotes

  1. ^ Zie Musned, 5:265-266; Ibn Hibbān, 2:77.
  2. ^ Muslim, Fitan, 132-135.
  3. ^ Zie Tirmidhī, Fiten, 34; Ibn Mādje, Fiten, 25; Abū Dāwūd, Sun- nah, 15.
  4. ^ Zie Muslim, Fiten, 39; Abū Dāwūd, Malahim,11; Ibn Mādje, Fi- ten, 28; Abdullah Zeyd Tarik, De Dood (een einde of een nieuw begin), uitgeverij v&i (vragenenislam.nl), blz. 41-42.

Gerelateerde vragen